next up previous
Next: Derde oefening: geleide fantasie Up: Oefeningen in beeldwaarneming Previous: Eerste oefening: algemene relaxatie

Tweede oefening: beeldwaarneming

Tijdens het praatje vooraf gedurende het eerste deel van de tweede zitting werd de studenten verteld dat het misschien wel mogelijk was dat ze tijdens de relaxatieperiode zoiets als beelden zouden waarnemen. Er werd onmiddelijk bij gezegd dat indien men bepaalde beelden waar zou nemen, dat dan prettig was, maar wanneer dat niet zou gebeuren dat dat precies even goed was. Om de studenten enigszins duidelijk te maken wat door mij verstaan werd onder beeldwaarneming, werd door mij het volgende gezegd: "We kennen zoiets als waarnemen en we kennen zoiets als denken. Tussen waarnemen en denken heb je zoiets als datgene wat we voorstellingen noemen. Maar tussen het zich voorstellen van dingen en waarnemen bestaat er nog iets, en dat noemen we beeldwaarnemen. Er is dus sprake van een soort schaal van zeer konkreet naar puur abstrakt: je hebt waarnemen, je hebt denken, en daar tussen in heb je voorstellen en tussen voorstellen en waarnemen heb je nog iets: dat is beeldwaarnemen, waarbij voorstellen hetzelfde is als fantasie." Over de beeldwaarneming werd verder niets gezegd behalve dan de vage plaatsbepaling tussen waarneming en verbeelding. Je iets verbeelden beschouw ik als identiek met je iets voorstellen. Na dit praatje vooraf werd de relaxatie begonnen die nu weer begon met het inspreken van de relaxatie.

Tijdens de groepsbespreking bleek dat een aantal mensen beeldwaareming hadden gehad. Terwijl men besprak wat men aan beelden waargenomen had, heb ik de mijns inziens meest belangrijke kenmerken van beeldwaarneming opgenoemd. Deze zijn als volgt:

Enkele van de bovengenoemde kenmerken worden ook door McKellar genoemd:
"A defining feature of hypnagogic imagery <= dreamlike imagery, = beeldwaarneming> is its marked autonomy in the sense in which this term id used by Gordon (1949; 1962). It comes In this the imagery resembles the more typical kinds of dreams and hallucinations." (McKellar, p. 43 in Sheehan, 1972)
Er waren nogal wat mensen die tijdens de groepsbespreking beelden waargenomen hadden. Ik kon heel mooi naar aanleiding van de door hun gegeven bescrijving de bovengenoemde kenmerken demonstreren.

Reeds tijdens de eerste zitting bleek men allerlei ervaringen gehad te hebben, zoals bijvoorbeeld hallucinaties. Een van de studenten meende dat ik door het lokaal liep hetgeen niet het geval was; bij andere studenten vond er een verandering plaats in de lichaamsgwaarwording; zo had bijvoorbeeld iemand het gevoel dat hij half in de grond weggezakt was. Bij anderen werd het ineens heel koud. Of er was sprake van ervaringen zoals: "Ik kan mijn lichaam niet meer bewegen." Het is interessant vast te stellen dat deze ervaringen, zoals bv. het gevoel van immobiliteit, spontaan optreden tijdens relaxatie. Dit verklaart wellicht waarom deze ervaringen zo gemakkelijk tijdens hypnose opgeroepen kunnen worden. Natuurlijk was er ook sprake van fantasien, dagromen en allerlei gedachten. Deze ervaringen vonden plaats tijdens alle zittingen. Bij de latere zittingen werd echter vooral de aandacht gericht op visuele beeldwaarneming. Ook het waarnemen van kleuren vond nogal eens plaats.

Hoe kunnen we nu beeldwaarneming onderscheiden van fantasien? Een eerste kriterium is dat de persoon dikwijls zelf verbaasd staat over de inhoud van het beeld. Bij fantasien sta je niet verbaasd over de beelden die je krijgt; je hebt ze zelf opgeroepen. Een tweede kenmerk doet zich voor wanneer de persoon de inhoud van zijn eigen beelden niet snapt (zie ook boven); in dat geval weet je zeker dat er geen sprake is van fantasie, want daarbij snapt iemand wel wat hij aan het doen is. Een derde kenmerk heeft te maken met de manier waarop de persoon zijn beeld beschrijft; hij beschrijft het beeld alsof hij het werkelijk ziet in dezelfde taal die ook gebruikt wordt bij het beschrijven van de feitelijke waarneming, hij kan heel precies de lokalisatie en kleur van onderdelen van het beeld aangeven, tot in details. Het hele gesprek tijdens de groepsbespreking gaat in termen van zien. Ik vraag voortdurend: "Wat heb je gezien?" Ik vraag de persoon regelmatig naar dingen die hij in eerste instantie niet genoemd heeft zoals: "Wat had je aan?" (Het ging hier om een meisje dat zichzelf op een vlot in de zee zag liggen.), mijn vraag was: "Wat had je aan, en wat voor kleur hadden die kleren?" Zij beschrijft dan dat zij een shirtje aan had dat grijsachtig van kleur was. Het waarnemen van beelden kwam tot mijn verbazjng veelvuldig voor. Ongeveer de helft van de personen (in totaal plus minus 15) die aan de oefening deelnamen hadden beeldwaarneming. De andere helft echter niet. Ook niet tijdens de andere zittingen. Men krijgt de indruk dat hier sprake is van een alles-of-niets situatie. Men heeft het of men heeft het niet. Het is niet een kwestie van meer-of-minder.


next up previous
Next: Derde oefening: geleide fantasie Up: Oefeningen in beeldwaarneming Previous: Eerste oefening: algemene relaxatie

AHGS VAN DER VEN
Tue Mar 18 13:24:24 MET 1997