Next: Het speciale gebruik van
Up: Onderzoek, hoe gaat dat
Previous: Theoretische begrippen
Dit punt vereist een wat uitvoeriger toelichting.
Bij wetenschappelijk onderzoek gaat men dikwijls ook alsvolgt te werk.
Je bent met een verschijnsel bezig, je probeert
het te verklaren, en wat doe je? Je gaat op een gegeven moment
naar een volkomen ander verschijnsel kijken, en ook naar de
verklaring die daarbij hoort. Je gaat dus volkomen verschillende
verschijnselen met elkaar in verband brengen.
Dat kan tot een verdieping van het inzicht, en met name
tot een beter besef van je eigen theorie, leiden. Een voorbeeld van zo'n ander
verschijnsel is het hieronder weergegeven voorval. Het betreft een gebeurtenis
die ik zelf eens heb meegemaakt.
Ik reed een aantal jaren geleden op de Hintammerstraat in Den Bosch
in de richting van de markt met een tamelijk langzame snelheid.
Het was Zaterdag middag ongeveer drie uur. Op die tijd wordt er druk
gewinkeld. De straat is
nu inmiddels afgesloten voor verkeer. Ik reed niet hard, omdat
het nogal druk was. Ik schat dat ik ongeveer dertig km per uur
reed. Wat gebeurde er? (Ik kan alles vertellen. Kennelijk heb ik
mijn ervaringen niet verdrongen.
Ik herinner me alles tot in details.) Ik reed langs
een de auto's, die rechts langs de straat geparkeerd stonden. Plotseling
stak er een kind de straat over. Het kwam tussen twee geparkeerde auto's
vandaan en ik zag het dus plotseling tevoorschijn komen,
geheel onverwachts. Op het moment dat het kind
tevoorschijn kwam was het
nog twee of drie meter van mij vandaan was. Nou wat is dan een normale
reaktie: remmen, boven op je remmen gaan staan.
Ik deed totaal niets. Het is zelfs nog erger: ik kon niets
doen. Ik kon mij op datzelfde moment helemaal niet meer bewegen.
Dus ik reed gewoon door. Gelukkig is het allemaal
goed afgelopen. Het kind kwam op de bumper van de auto terecht, het
maakte een boog door de lucht (het was een kind van
een jaar of tien) alvorens op de straat neer te komen. Toen zag ik dat kind
voor me liggen en nog steeds kon ik totaal niets doen, ik reed gewoon door,
gelukkig zonder het kind te raken en na
een paar meter was ik in staat de auto tot stilstand te brengen.
Hier gebeurde dus iets heel
merkwaardigs, iets wat je helemaal niet zou verwachten. Je zou
òf remmen òf misschien iets anders, maar ik deed totaal niets,
ik was als het ware verlamd van de schrik.
Deze reaktie staat bekend in de literatuur, als de "todstellreaktion".
Uiteraard is het zo dat de naam de uitdrukking is van
een theoretische interpretatie.
Men vermoedt - en ik vertel dat
erbij om U straks beter te kunnen uitleggen wat verdringing is -
dat hier sprake is van een instinktieve reaktie,
die ook bij dieren veel
voorkomt, en die oorspronkelijk een biologisch zinvolle betekenis heeft.
Wanneer een dier in gevaar is dan is een zinvolle reaktie,
zich helemaal niet te bewegen, doodstil te blijven zitten, omdat je
dan de grootste kans hebt om niet op te vallen. U ziet deze
reaktie bv. wel eens bij hazen en konijnen. En ook wel bij een bepaald
soort vogels, bv. bij patrijzen en fazanten, die in de buurt van gevaar
(bv. een naderende jager) gewoon blijven zitten. Het is zelfs
zo dat het voorkomt dat de jager op zo'n vogel trapt. Daarmee
zijn twee dingen gedemonstreerd: op de eerste plaats dat de
reaktie biologisch zinvol is, want de jager heeft de vogel inderdaad niet
gezien, hij was er zelfs zo dicht bij dat hij erop trapte,
in de tweede plaats zie je het typerende
van de reaktie, nl: er wordt geen enkele beweging gemaakt.
De veronderstelling is, dat dit bij mensen in bepaald soort situaties
ook voor komt; wanneer er bv. een angsttoestand optreedt,
kan het zijn dat je "ineens, zonder dat je er iets aan kunt doen"
in zo'n gedragspatroon vervalt. En ik
gebruik die uitdrukking om daarmee aan te tonen dat hier iets
heel specifieks aan de hand is, iets dat bij verdringing ook aan
de hand is. Het is als het ware als of je niet meer over
je normale functies kunt beschikken. Het lijkt wel als of er een instantie
is, die geheel autonoom zonder dat je er iets aan kunt doen, de leiding
over je lichaam overneemt.
Je heb niets meer
te vertellen op zo'n moment. Je zou graag willen remmen,
maar je kunt het niet. Iets in je zorgt er voor dat je
je niet meer kunt bewegen.
Wanneer ik zeg: "Het is
een instinktieve reaktie.", dan bedoel ik daar twee dingen mee:
- - het is vermoedelijk een reaktie die samenhangt met de fylogenetische
ontwikkeling van de mens, een reaktie die in fylogenetisch
vroegere stadia zinvol was,
- - typerend voor de reactie is dat zij volkomen automatisch verloopt,
automatisch, in de zin, dat de reaktie verloopt
zonder dat ik daar enige kontrole over heb, ik heb er wel besef
van, ik weet wat er gebeurt, maar dat is alles, ik kan er niets aan doen.
Wat ik U heb willen laten zien is, dat er gedragspatronen
zijn die volkomen buiten ons zelf om verlopen, waar je zelf niets
aan kunt doen, en waar je soms (zoals bij de verdringing) zelfs niets van weet.
Wat Freud nou bedoelde, was: "De verdringing is net zoiets." De
verdringing vindt niet plaats door ons zelf, maar door zo'n soort
instantie. Vandaar dat Freud bij voorkeur de term "organisme"
gebruikt i.p.v. persoon, omdat hij wist dat dieren dergelijke reakties
ook kunnen hebben. Bij dieren wordt de Todstellreaktion ook aangetroffen.
De reaktie is niet iets typisch menselijks, daarom ga je liever
een abstraktere term hanteren, waar zowel mensen als dieren onder
vallen. Dan zeg je: "Het organisme reageert met de Todstellreaktion."
En zo durft Freud gerust te zeggen dat het organisme reageert met
verdringing.
Freud (en hij gaat nu gebruik maken van een theorie
of hypothese, die voor ander soort gedrag ook wordt gebruikt)
redeneert nu alsvolgt.
Bij de verdringing vindt er net zoiets plaats als bij de
Todstellreaction. De verdringing vindt niet
plaats door mezelf, maar door een of andere instantie in het organisme,
en die instantie doet twee dingen.
- Ze zorgt ervoor dat de ervaringen die
plaatsvinden niet op bewust niveau plaatsvinden, niet beseft worden.
- In tweede plaats zorgt ze ervoor dat die ervaringen wel ergens
opgeslagen worden, maar
ook na verloop van enige tijd, toch niet opgeroepen kunnen
worden in ons bewustzijn.
De werking van die instantie duidt
Freud met de term "mechanisme" aan. Daarmee benadrukt hij het
automatisch verlopend karakter ervan. De verdringing is dus een
dubbele aktiviteit, in de eerste plaats treedt zij op, op het moment
van de ervaringen zelf, maar ook al zijn die voorbij, dan nog
blijft zij actief, zij houdt de ervaringen
onbewust en de persoon kan de herinneringen eraan niet
oproepen. Als je dit beweert, dan beweer je een aantal dingen:
bv. dat er naast het normale bewustzijn nog iets anders moet
zijn, waar die ervaringen vastliggen. En het meest typische van
dat andere is, dat je van de ervaringen die daar vastliggen,
geen besef hebt en er ook geen besef van kunt krijgen. Je kunt je
de ervaringen die daar opgesloten liggen niet bewustmaken.
Nou komt de vraag op hoe je zoiets zou kunnen noemen. Zo
ontstaat het begrip "het onbewuste". Het begrip komt zo vanuit
de gedachtengang op. Het is ook een nieuw begrip, net als "het Ik".
Next: Het speciale gebruik van
Up: Onderzoek, hoe gaat dat
Previous: Theoretische begrippen
Ven
2003-10-29